jachten

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • jach·ten
Woordherkomst en -opbouw

Zelfstandig naamwoord

jachten mv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord jacht
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
jachten
jachtte
gejacht
zwak -t volledig

Werkwoord

jachten

  1. zich gehaast en onder tijdsdruk gedragen
    • We lopen al de hele dag te jachten, maar gelukkig hebben we nu even rust. 

Gangbaarheid

  • Het woord jachten staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
97 %van de Nederlanders;
92 %van de Vlamingen.
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.