integer
Nederlands
Woordafbreking
- in·te·ger
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | integer | integerder | integerst |
verbogen | integere | integerdere | integerste |
partitief | integers | integerders | - |
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Latijn, in de betekenis van ‘onkreukbaar’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1873 [1]
Bijvoeglijk naamwoord
integer
- waarin men vertrouwen kan hebben
- Hij is altijd een integere beheerder gebleken.
Gangbaarheid
- Het woord integer staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'integer' herkend door:
97 % | van de Nederlanders; |
97 % | van de Vlamingen. |
Engels
Zelfstandig naamwoord
integer
- geheel getal
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.