inrijden

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • in·rij·den
Woordherkomst en -opbouw
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
inrijden
reed in
ingereden
klasse 1 volledig

Werkwoord

inrijden

  1. overgankelijk rijdend ingaan, binnenkomen
    • Veel weggebruikers schrikken wanneer ze een tunnel inrijden en remmen als gevolg daarvan af. 
    • Het is al bijna donker wanneer we de stad inrijden. 
  1. overgankelijk voorzichtig rijden met iets en het zo geschikt maken voor gebruik
    • De importeur rijdt de motoren eerst in. 
  1. overgankelijk ~ op: expres aanrijden
    • Toen de agent de man wilde aanhouden, reed de man op de agent in. 
Afgeleide begrippen

Gangbaarheid

  • Het woord inrijden staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
99 %van de Nederlanders;
98 %van de Vlamingen.
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.