inlelijk
Nederlands
Woordafbreking
- in·le·lijk
Woordherkomst en -opbouw
- afleiding van lelijk (bijvoeglijk naamwoord) met in- (versterkend voorvoegsel)
stellend | |
---|---|
onverbogen | inlelijk |
verbogen | inlelijke |
partitief | inlelijks |
Bijvoeglijk naamwoord
inlelijk
- heel onaantrekkelijk om te zien
- Beerte, het tweede personage, is evenzeer een komisch type bij uitstek: ze is inlelijk en mager, heeft rode druipogen en grote tanden. [1]
Opmerkingen
Er bestaat geen vergrotende of overtreffende trap, maar er is wel een nog verder versterkte vorm: in- en inlelijk.
Gangbaarheid
- Het woord inlelijk staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'inlelijk' herkend door:
41 % | van de Nederlanders; |
42 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.