injector
Nederlands
Woordafbreking
- in·jec·tor
Woordherkomst en -opbouw
- naamwoord van handeling injecteren [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | injector | injectoren injectors |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
injector m
- apparaat dat een vloeistof in iets spuit
- Broederlijk vormen ze een linie die het weiland systematisch afgraast. Even systematisch laten de ganzen hun keutels vallen, één per minuut. Zo bemesten ze het begraasde gras, zonder injector. [2]
- Later in de etappe werd in het Andesgebergte enorm koud. Er viel regen en zelfs sneeuw. Er ging nog tweemaal een injector kapot en dat zorgde voor veel oponthoud, in totaal zo’n vijf uur. [3]
- De 3,8 liter bi-turbomotor in de kont van de 911 Turbo is onder handen genomen om nog meer vermogen te kunnen leveren. Porsche geeft aan dat onder andere de inlaatkanalen in de cilinderkop, de injectoren en een brandstofdruk (verhoogd) zijn gewijzigd. [4]
Synoniemen
- inspuittoestel
Hyponiemen
- mestinjector
Gangbaarheid
- Het woord injector staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'injector' herkend door:
89 % | van de Nederlanders; |
95 % | van de Vlamingen. |
Verwijzingen
- injector op website: Etymologiebank.nl
- Tubantia Koos Dijksterhuis 14-03-11 Stappen en happen
- Tubantia 15-01-15 Huzink best geklasseerde regiorijder in Dakar Rally
- De Telegraaf 01 dec. 2015 Opfrissertje voor Porsche 911 Turbo: Het kan nog krachtiger
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.