ingemeen
Nederlands
Woordafbreking
- in·ge·meen
Woordherkomst en -opbouw
- afleiding van gemeen (bijvoeglijk naamwoord) met in- (versterkend voorvoegsel)
stellend | |
---|---|
onverbogen | ingemeen |
verbogen | ingemene |
partitief | ingemeens |
Bijvoeglijk naamwoord
ingemeen
- erg grof, heel onaangenaam
- Ze noemen het in hoge mate: ‘weerzinwekkend, goor, ingemeen, vies, een stuk slechts genoegen gevend aan die personen, welke tuk zijn op en zich verlustigen in zulke vuiligheden’. [1]
Opmerkingen
Er bestaat geen vergrotende of overtreffende trap, maar er is wel een nog verder versterkte vorm: in- en ingemeen.
Gangbaarheid
- Het woord ingemeen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'ingemeen' herkend door:
55 % | van de Nederlanders; |
38 % | van de Vlamingen. |
Verwijzingen
- Schillings, H. Toneel en theater in Limburg in de 19e en 20e eeuw. (1976) Van Gorcum, Assen/Amsterdam; ISBN 902321451X; p. 93;geraadpleegd 2015-07-24
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.