ingelijst

• Geluid:  ingelijst    (hulp, bestand)

• in·ge·lijst

• vervoeging van inlijsten: voltooid deelwoord, op te vatten als samenstelling van  in bw  en  lijsten ww 

ingelijst

1. voltooid deelwoord van inlijsten

1. • Gisteren was het mijn moeders verjaardag en hoewel ze alweer 23 jaar geleden overleed, blijft dat toch een dag waarop we een paar keer extra aan haar denken. Mijn moeder was trots op haar kookkunst. De keukendiploma’s die ze in de loop der jaren had gehaald, hingen ingelijst te pronken aan de muur bij haar fornuis. [1] 

ingelijst

1. van een voorwerp dat er een lijst omheen gemaakt is om het te kunnen tentoonstellen

1. • Van Dijken begrijpt niet dat de uitzetting gewoon doorgaat. ,,We vragen nu niet om een ingelijste verblijfsvergunning voor dit gezin, wel om even een pas op de plaats te maken. Zij hebben het nieuws over de politieke discussie ook gehoord. Ik kan dan niet uitleggen waarom ze nu wel direct weg moeten.” [2] 

1. • Koeman reikte het ingelijste briefje uit aan de anonieme koper, die er 35.000 euro voor neertelde. In totaal werd 330.750 euro opgehaald in Het Scheepvaartmuseum in Amsterdam. De opbrengst is voor projecten van de Cruyff Foundation in Zuid-Afrika. [3] 

1. • ,,Jij bent de aanvoerder der aanvoerders, onze ‘eeuwige’ kapitein’’, zei Fernando Torres, die een ingelijste aanvoerdersband aan Gabi gaf. ,,Geniet van deze nieuwe fase, maar kom snel weer terug naar Atlético.’’ [4] 

• Het woord ingelijst staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.

• In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'ingelijst' herkend door: