ingeburgerd
Nederlands
Woordafbreking
- in·ge·bur·gerd
Woordherkomst en -opbouw
- vervoeging van inburgeren: voltooid deelwoord (van het scheidbare werkwoord), op te vatten als samenstelling van in bw en geburgerd ww
Deelwoord
deelwoord | ||
---|---|---|
onverbogen | ingeburgerd | |
verbogen | ingeburgerde | |
vervoeging van | ||
inburgeren |
ingeburgerd voltooid deelwoord van inburgeren
- vormt de voltooide tijden
- Hij heeft zich ingeburgerd.
- Hij is volledig ingeburgerd.
- vormt een ergatieve constructie met het hulpwerkwoord raken
- Zo raakt dat woord na enige tijd ingeburgerd.
- attributief gebruikt
- De in Nederland volledig ingeburgerde man zat hoofdschuddend naar het nieuws uit Turkije te kijken.
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | ingeburgerd | ingeburgerder | ingeburgerdst |
verbogen | ingeburgerde | ingeburgerdere | ingeburgerdste |
partitief | ingeburgerds | ingeburgerders | - |
Bijvoeglijk naamwoord
ingeburgerd
- algemeen aanvaard, in gebruik geraakt
Gangbaarheid
- Het woord ingeburgerd staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'ingeburgerd' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.