improviseert
Nederlands
Woordafbreking
- im·pro·vi·seert
Werkwoord
vervoeging van |
---|
improviseren |
improviseert
- tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van improviseren
- Jij improviseert.
- derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van improviseren
- Hij improviseert.
- verouderde gebiedende wijs meervoud van improviseren
- Improviseert!
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.