immanent

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • im·ma·nent
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘inwonend’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1824 [1] [2]
stellendvergrotendovertreffend
onverbogen immanentimmanenterimmanentst
verbogen immanenteimmanentereimmanentste
partitief immanentsimmanenters-

Bijvoeglijk naamwoord

immanent [3]

  1. (filosofie) in zichzelf besloten (inherent aan iets en niet te scheiden daarvan hoewel het wel als iets aparts beschouwd kan worden)
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord immanent staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
40 %van de Nederlanders;
73 %van de Vlamingen.

Meer informatie

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.