ijl
Nederlands
Woordafbreking
- ijl
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | ijl | ijler | ijlst |
verbogen | ijle | ijlere | ijlste |
partitief | ijls | ijlers | - |
Woordherkomst en -opbouw
- In de betekenis van ‘leeg, dun, wazig’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1809 [1]
Bijvoeglijk naamwoord
ijl
- met een lage dichtheid
- In de bergen is er vaak een ijle lucht.
Werkwoord
vervoeging van |
---|
ijlen |
ijl
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van ijlen
- Ik ijl.
- gebiedende wijs van ijlen
- IJl!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van ijlen
- IJl je?
Gangbaarheid
- Het woord ijl staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'ijl' herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
96 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.