idool
Nederlands
Woordafbreking
- idool
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘afgod(sbeeld)’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1462 [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | idool | idolen |
verkleinwoord | idooltje | idooltjes |
Zelfstandig naamwoord
idool o
- een persoon die verheerlijkt wordt.
- Het idool trad voor duizenden mensen op in de concerthal.
- (religie) persoon of voorwerp dat als een godheid wordt aanbeden.
Gangbaarheid
- Het woord idool staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'idool' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.