hoteldebotel
Nederlands
Woordafbreking
- ho·tel·de·bo·tel
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Jiddisch, in de betekenis van ‘dol’ voor het eerst aangetroffen in 1935 [1]
- Herkomst: Bargoens [2]
stellend | |
---|---|
onverbogen | hoteldebotel |
verbogen | hoteldebotele |
partitief | hoteldebotels |
Bijvoeglijk naamwoord
hoteldebotel
- (Jiddisch-Hebreeuws) in de war, van streek, stapelgek
- (Jiddisch-Hebreeuws) smoorverliefd
Gangbaarheid
- Het woord hoteldebotel staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
Verwijzingen
- "hoteldebotel" in: Sijs, N. van der Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen. 2e druk (2002) Veen, Amsterdam / Antwerpen; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- Stichting Hebreeuwse en Jiddisje woorden in het Nederlands
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.