hosting

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • hos·ting
Woordherkomst en -opbouw
  • uit het Engels
enkelvoud meervoud
naamwoord hosting hostings
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

hosting v

  1. (informatica) een dienst die particulieren of bedrijven webruimte aanbiedt, waardoor de website van die persoon of dat bedrijf bereikbaar is voor het publiek
    • Dat moet een flinke domper op de feestvreugde zijn, daar bij Bavaria in het Brabantse Lieshout. Afgelopen dinsdag bepaalde het gerechtshof in Den Haag dat het internetbedrijf Your Hosting met zijn slagzin ‘Zo, nu eerst naar de cloud’ geen inbreuk maakt op de merk- en auteursrechten van Bavaria, dat al sinds 1985 de reclameslogan ‘Zo. Nu eerst een Bavaria’ gebruikt.[1] 
Synoniemen
  • webfacilitering
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord hosting staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
78 %van de Nederlanders;
74 %van de Vlamingen.

Meer informatie

Verwijzingen

  1. NRC Bas Kist 20 juli 2016
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.