homofilie
Nederlands
Woordafbreking
- ho·mo·fi·lie
Zelfstandig naamwoord
homofilie v [1]
- liefde voor mensen van hetzelfde geslacht
- Op de vraag wat hij van homofilie vindt, zegt de voormalig speler van ook ADO in het boek ’einde aan de bullshit’: ,,Nee, ik omarm het niet, ik distantieer me ervan. Ik neem afstand omdat ik er liever niet mee wordt geassocieerd.’’[2]
- Daarbij vraag ik mij af: Wat was er dan zo aanstootgevend, dat er gewelddadig werd opgetreden? Deed het hand in hand lopen voor deze Noord-Afrikaanse jongeren al een vermoeden rijzen, dat er sprake was van homofilie? Was dit dan vervolgens de trigger voor hen?[3]
Gangbaarheid
- Het woord homofilie staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'homofilie' herkend door:
98 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen. |
Verwijzingen
- Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- de Telegraaf 01 dec. 2017 Schaken betreurt eigen anti-homo uitspraken
- de Telegraaf 05 apr. 2017 ’Wat was er zo aanstootgevend?’
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.