hommer

2. grote zeekreeft

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • hom·mer
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Deens, in de betekenis van ‘zeekreeft’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1872 [1]
enkelvoud meervoud
naamwoord hommer hommers
verkleinwoord hommertje hommertjes

Zelfstandig naamwoord

hommer m

  1. mannetjesvis [2] [3]
  2. (kreeftachtigen) Homarus vulgaris grote zeekreeft van het geslacht Homarus [4] [5]
  3. (scheepvaart) verdikking van masteind tot steun van bramzaling [6] [7]
Afgeleide begrippen
  • [3] hommergat, hommerstuk

Gangbaarheid

  • Het woord hommer staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
13 %van de Nederlanders;
17 %van de Vlamingen.

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.