homejacking

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • home·jac·king
Woordherkomst en -opbouw
  • uit het Engels
enkelvoud meervoud
naamwoord homejacking homejackings
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

homejacking v/m

  1. het stelen van een auto door in het huis van de eigenaars de autosleutels te roven
    • De Belgische politie heeft vrijdag de crimineel Aza Petrovic opgepakt. De man uit voormalig Joegoslavië, bijgenaamd De Dwerg, werd vorig jaar bij verstek veroordeeld tot zes jaar cel voor een zogenoemde homejacking. [1] 
    • Zemmouri werd in juli 2016 veroordeeld tot veertig maanden voorwaardelijk voor zijn betrokkenheid bij een geplande homejacking (diefstal van een auto na inbraak in de woning voor de autosleutels) in 2015. [2] 

Gangbaarheid

  • Het woord homejacking staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
45 %van de Nederlanders;
98 %van de Vlamingen.

Verwijzingen

  1. Reformatorisch Dagblad 07-04-2017 België pakt gezochte ‘dwergcrimineel’ op
  2. Reformatorisch Dagblad 13-01-2017 Belg klaagt staat aan wegens foltering
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.