hanig
Nederlands
Woordafbreking
- ha·nig
Woordherkomst en -opbouw
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | hanig | haniger | hanigst |
verbogen | hanige | hanigere | hanigste |
partitief | hanigs | hanigers | - |
Bijvoeglijk naamwoord
hanig
- van een persoon dat hij op een heel mannelijke manier de baas wil zijn
- De vrouwen zijn het hanige gedrag van hun mannen helemaal zat en hebben ze dan ook verboden om nog te gaan motorrijden.
Gangbaarheid
- Het woord hanig staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'hanig' herkend door:
90 % | van de Nederlanders; |
77 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.