grijns
Nederlands
Zelfstandig naamwoord
grijns v/m
- een vertrekking van het gelaat die boosaardigheid of leedvermaak verraadt
- "Ja, dat zal wel!" zei hij met een grijns.
Werkwoord
vervoeging van |
---|
grijnzen |
grijns
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van grijnzen
- Ik grijns.
- gebiedende wijs van grijnzen
- Grijns!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van grijnzen
- Grijns je?
Gangbaarheid
- Het woord grijns staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'grijns' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.