grendel
Nederlands
Woordafbreking
- gren·del
Woordherkomst en -opbouw
- In de betekenis van ‘schuifbout voor deuren’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1100 [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | grendel | grendels |
verkleinwoord | grendeltje | grendeltjes |
Zelfstandig naamwoord
grendel m
- een voorwerp, meest in de vorm van een metalen staaf, die de opening van een deur verhindert
- Deze stevige grendel maakt vrijwel onmogelijk de bankkluis te kraken.
Afgeleide begrippen
Uitdrukkingen en gezegden
- achter slot en grendel
- goed en stevig opgesloten
Werkwoord
vervoeging van |
---|
grendelen |
grendel
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van grendelen
- Ik grendel.
- gebiedende wijs van grendelen
- Grendel!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van grendelen
- Grendel je?
Gangbaarheid
- Het woord grendel staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'grendel' herkend door:
98 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.