gojim
Nederlands
Woordafbreking
- go·jim
Zelfstandig naamwoord
gojim
- Door het spel met de militairen leerde het neefje spelenderwijs de stereotypen relativeren die over gojim de ronde deden. [4]
Zelfstandig naamwoord
gojim v/m
- niet-jood, goj (doordat "gojim" sooms niet als meervoudsvorm werd herkend)
- (...) had hij niet een gojim meegebracht, die hier in huis zou wonen? [5]
Gangbaarheid
- Het woord 'gojim' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'gojim' herkend door:
30 % | van de Nederlanders; |
9 % | van de Vlamingen. |
Verwijzingen
- Heemskerk, J. & W. Zonneveld Uitspraakwoordenboek 1e druk (2000) Spectrum, Utrecht; ISBN 902744482X; p. 278}}
- Stichting Hebreeuwse en Jiddisje woorden in het Nederlands
- Stichting Hebreeuwse en Jiddisje woorden in het Nederlands
- Willems, W. Cultuur en migratie in Nederland. De kunst van het overleven. Levensverhalen uit de twintigste eeuw. (2004) Sdu Uitgevers, Den Haag; isbn 9012097746; p. 87; geraadpleegd 2015-02-23
- Gerdes, E. Twee zwervelingen, of Jood en Christen. (ca. 1890-1900) P.J. Milborn, Nijmegen; p. 52; geraadpleegd 2015-02-23
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.