glos
Nederlands
Woordafbreking
- glos
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Latijn, in de betekenis van ‘kanttekening’ voor het eerst aangetroffen in 1240 [1]
- [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | glos | glossen |
verkleinwoord | - | - |
Zelfstandig naamwoord
glos v [3]
- verklarende aantekening of vertaling van een woord tussen de regels of in de marge van een tekst
Gangbaarheid
- Het woord glos staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'glos' herkend door:
65 % | van de Nederlanders; |
72 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.