glos

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • glos
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Latijn, in de betekenis van ‘kanttekening’ voor het eerst aangetroffen in 1240 [1]
  • [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord glos glossen
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

glos v [3]

  1. verklarende aantekening of vertaling van een woord tussen de regels of in de marge van een tekst
Synoniemen
Afgeleide begrippen
  • glosseem, glossematica, glossematisch, glossenlied
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord glos staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
65 %van de Nederlanders;
72 %van de Vlamingen.

Meer informatie

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.