glip
Nederlands
Woordafbreking
- glip
Werkwoord
vervoeging van |
---|
glippen |
glip
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van glippen
- Ik glip.
- gebiedende wijs van glippen
- Glip!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van glippen
- Glip je?
Gangbaarheid
- Het woord glip staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'glip' herkend door:
77 % | van de Nederlanders; |
62 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.