glimp
Nederlands
Woordafbreking
- glimp
Woordherkomst en -opbouw
- In de betekenis van ‘flikkering’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1620 [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | glimp | glimpen |
verkleinwoord | glimpje | glimpjes |
Zelfstandig naamwoord
glimp m
- wat je maar heel kort, in een flits, ziet
- Wij konden maar een glimp van het nieuwe automodel zien.
Gangbaarheid
- Het woord glimp staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'glimp' herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.