geïsoleerd
Nederlands
Woordafbreking
- ge·iso·leerd
Werkwoord
vervoeging van |
---|
isoleren |
geïsoleerd
- voltooid deelwoord van isoleren
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | geïsoleerd | geïsoleerder | geïsoleerdst |
verbogen | geïsoleerde | geïsoleerdere | geïsoleerdste |
partitief | geïsoleerds | geïsoleerders | - |
Bijvoeglijk naamwoord
geïsoleerd
- afgezonderd van de omgeving
- De besmettelijke patiënt moest in een geïsoleerde kamer worden behandeld.
- Het goed geïsoleerde huis was makkelijk te verwarmen.
- ver weg van alles en iedereen
- Hij woonde in een geïsoleerd dorpje in de bergen.
Gangbaarheid
- Het woord geïsoleerd staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.