gesimuleerd

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ge·si·mu·leerd
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

vervoeging van
simuleren

gesimuleerd

  1. voltooid deelwoord van simuleren
stellend
onverbogen gesimuleerd
verbogen gesimuleerde
partitief gesimuleerds

Bijvoeglijk naamwoord

gesimuleerd

  1. nagebootst
    • Tijdens de rampenoefening hadden we te maken met een gesimuleerde kernramp. 
  1. voorgewend (van een ziekte)
    • De patiënt met een gesimuleerde blindedarmontsteking had een echte psychiatrische stoornis. 

Meer informatie

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.