geneesbaar

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ge·nees·baar
Woordherkomst en -opbouw

afleiding van naamwoord van handeling genezen met het achtervoegsel -baar

stellendvergrotendovertreffend
onverbogen geneesbaargeneesbaardergeneesbaarst
verbogen geneesbaregeneesbaarderegeneesbaarste
partitief geneesbaarsgeneesbaarders-

Bijvoeglijk naamwoord

geneesbaar

  1. te genezen, zodat de patiënt de ziekte niet meer heeft
    • Uit gesprekken met Van den B. leerde ik dat hij wellicht niet geneesbaar, wel behandelbaar is. [1] 

Gangbaarheid

  • Het woord geneesbaar staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.

Verwijzingen

  1. Tijn Sadée NRC 15 januari 2015
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.