gelukzalig

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ge·luk·za·lig
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Duits, in de betekenis van ‘uiterst gelukkig’ voor het eerst aangetroffen in 1599 [1]
  • afgeleid van geluk met het achtervoegsel -zalig [2]
stellendvergrotendovertreffend
onverbogen gelukzaliggelukzaligergelukzaligst
verbogen gelukzaligegelukzaligeregelukzaligste
partitief gelukzaligsgelukzaligers-

Bijvoeglijk naamwoord

gelukzalig

  1. heel erg gelukkig
    • Met een gelukzalig lacht begroette de baby zijn moeder. 
Hyponiemen
  • welgelukzalig
Afgeleide begrippen

Gangbaarheid

  • Het woord gelukzalig staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
100 %van de Vlamingen.

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.