geknepen
Nederlands
Woordafbreking
- ge·kne·pen
Woordherkomst en -opbouw
- vervoeging van knijpen: de stam met omvoegsel ge- -en en een klinkerwisseling ij-ee (IPAː /ɛɪ/ - /e/)
Deelwoord
deelwoord | ||
---|---|---|
onverbogen | geknepen | |
verbogen | geknepen | |
vervoeging van | ||
knijpen |
geknepen voltooid deelwoord van knijpen
- vormt de voltooide tijden
- Hij had zijn zusje geknepen.
- vormt de lijdende vorm
- Ze werd weer eens door haar broertje geknepen.
- attributief gebruikt
- Hij antwoordde met geknepen stem.
- bijwoordelijk gebruikt
- Dat is een bril die op de neus geknepen gedragen werd.
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.