gedachtig
Nederlands
Woordafbreking
- ge·dach·tig
Bijvoeglijk naamwoord
gedachtig [2]
- denkend aan iets of iemand met name aan zondige daden en overleden mensen, zich herinnerende
- Is dit allemaal te mooi om waar te zijn? Laten we dan toch maar aan de sombere kant blijven, gedachtig het woord van columnist George Will: je kunt beter pessimist zijn - dan krijg je meestal gelijk en word je af en toe aangenaam verrast.[3]
- 3. Wees gedachtig, dat gij de dag des Heren heiligt.[4]
Gangbaarheid
- Het woord gedachtig staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'gedachtig' herkend door:
78 % | van de Nederlanders; |
68 % | van de Vlamingen. |
Verwijzingen
- gedachtig op website: Etymologiebank.nl
- Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- Volkskrant Paul Brill 31 december 2016,
- Volkskrant Janny Groen 24 december 2002 (citaat uit de Bijbel n.l. het derde gebod)
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.