gebruikmaakt

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ge·bruik·maakt

Werkwoord

vervoeging van
gebruikmaken

gebruikmaakt

  1. (in een bijzin) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van gebruikmaken
    • ... dat jij gebruikmaakt. 
  2. (in een bijzin) derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van gebruikmaken
    • ... dat hij gebruikmaakt. 
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.