gag
Nederlands
Woordafbreking
- gag
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Engels, in de betekenis van ‘kwinkslag’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1948 [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | gag | gags |
verkleinwoord | gagje | gagjes |
Zelfstandig naamwoord
gag m
- een grap in een film
- Die film zal vol met gags, wat hem erg leuk maakte.
Gangbaarheid
- Het woord gag staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'gag' herkend door:
28 % | van de Nederlanders; |
46 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.