gaf

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  gaf    (hulp, bestand)
  • IPA:
    • (Noord-Nederland): /χɑf/
    • (Vlaanderen, Brabant, Limburg): /ɣɑf/
Woordafbreking
  • gaf

Werkwoord

vervoeging van
geven

gaf

  1. enkelvoud verleden tijd van geven
    • Ik gaf. 
    • Jij gaf. 
    • Hij, zij, het gaf. 
Vaste voorzetsels
  • gaf op

Gangbaarheid

  • Het woord gaf staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
99 %van de Nederlanders;
95 %van de Vlamingen.
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.