gaf
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- gaf
Werkwoord
vervoeging van |
---|
geven |
gaf
- enkelvoud verleden tijd van geven
- Ik gaf.
- Jij gaf.
- Hij, zij, het gaf.
- Ik gaf.
Vaste voorzetsels
- gaf op
Gangbaarheid
- Het woord gaf staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'gaf' herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
95 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.