frequenteer
Nederlands
Woordafbreking
- fre·quen·teer
Werkwoord
vervoeging van |
---|
frequenteren |
frequenteer
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van frequenteren
- Ik frequenteer.
- gebiedende wijs van frequenteren
- Frequenteer!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van frequenteren
- Frequenteer je?
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.