fortuin
Nederlands
Woordafbreking
- for·tuin
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘groot kapitaal’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1494 [1]
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘lot, geluk’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1557 [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | fortuin | fortuinen |
verkleinwoord | fortuintje | fortuintjes |
Zelfstandig naamwoord
fortuin o
- het goede geluk
- Hij besloot zijn fortuin te zoeken in een casino, maar die droom was van korte duur.
- een grote hoeveelheid geld
- Ze hebben er fortuinen aan verspild.
Gangbaarheid
- Het woord fortuin staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'fortuin' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.