foefje

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • foef·je
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘truc’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1789 [1]

Zelfstandig naamwoord

foefje o

  1. verkleinwoord enkelvoud van het zelfstandig naamwoord foef

Gangbaarheid

  • Het woord foefje staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
97 %van de Nederlanders;
96 %van de Vlamingen.

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.