flitsen

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • flit·sen
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘bloot over straat rennen’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1976 [1]
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
flitsen
flitste
geflitst
zwak -t volledig

Werkwoord

flitsen

  1. een flits veroorzaken, maken of gebruiken
    • Om in het donker foto's te kunnen maken moet je flitsen. 
  1. auto's fotograferen die te snel rijden om een boete te kunnen geven
    • Mijn dochter en ik zijn tweemaal geflitst in Nijmegen. 
  1. een snelle beweging maken
    • De wielrenners van de Tour de France flitsen voorbij. 
  1. korte vluchtige gedachten
    • De rampen die zouden kunnen gebeuren flitsten door mijn hoofd toen ik de kinderen bij het ravijn zag spelen. 

Zelfstandig naamwoord

flitsen mv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord flits

Gangbaarheid

  • Het woord flitsen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
100 %van de Vlamingen.

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.