fermette
Nederlands
Woordafbreking
- fer·met·te
Woordherkomst en -opbouw
- uit het Frans
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | fermette | fermettes |
verkleinwoord | fermetje | fermetjes |
Zelfstandig naamwoord
fermette v/m
- (België) moderne woning gebouwd in een stijl die doet denken aan een traditionele boerderij
- Dat de meeste Spaanse villa’s in Vlaanderen, met hun vergrote ramen en andere aangebrachte ‘correcties’, eerder mislukt dan mooi overkomen, is een oordeel dat ik deel. In het dorp waar ik opgroeide, had een stel een lachwekkend grote Oostenrijkse chalet op hun sanitairwinkel gebouwd, die zich na één aanblik nooit meer liet vergeten. (De dochters van dat stel werden verplicht een dirndl te dragen.) Maar zijn de ‘typisch Vlaamse’ fermettes en pastoriewoningen dan wel mooi? Nee, dat zijn doorgaans enkel uitingen van een andere vorm van nostalgische kitsch, gebaseerd op het verlangen naar een veronderstelde vervlogen tijd in plaats van naar een voorbije reis.[1]
- De Belg wordt met een baksteen in de maag geboren. Zelf een huis bouwen is het ideaal. Fermettes en de 'Spaanse stijl' zijn passé, de pastorijwoning rukt op.[2]
Synoniemen
- boerderette, woonboerderij
Verwante begrippen
- pastorijwoning
Gangbaarheid
- Het woord fermette staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'fermette' herkend door:
28 % | van de Nederlanders; |
96 % | van de Vlamingen. |
Verwijzingen
- NRC Annelies Verbeke 22 juli 2009
- Volkskrant Bart Dirks 10 maart 2005
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.