falla

Faeröers

Werkwoord

falla

  1. vallen


IJslands
stamtijd
onbepaalde
wijs		 verleden tijd voltooid deelwoord
(supinum)
3e pers enk. 1e pers mv.
fallaféllféllumfallið
sterke
verbuiging 		volledig

Werkwoord

falla

  1. vallen
  2. vermoord worden
  3. stromen




Spaans
Uitspraak
  • Geluid: Bestand bestaat nog niet. Aanmaken?
Woordafbreking
  • fa·lla
enkelvoud meervoud
falla fallas

Zelfstandig naamwoord

falla v

  1. fout, gebrek
Synoniemen

Verwijzingen

    Werkwoord
    vervoeging van
    fallar

    falla

    1. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd (presente) van fallar
    1. gebiedende wijs (bevestigend) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd (presente) van fallar


    Zweeds
    Uitspraak
    Woordafbreking
    • fal·la
    stamtijd
    infinitief verleden
    tijd    		 supinum
    falla
    		föll
    		fallit
    volledig

    Werkwoord

    falla

    1. vallen
    This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.