exporteerde
Nederlands
Woordafbreking
- ex·por·teer·de
Werkwoord
vervoeging van |
---|
exporteren |
exporteerde
- enkelvoud verleden tijd van exporteren
- Ik exporteerde.
- Jij exporteerde.
- Hij, zij, het exporteerde.
- Ik exporteerde.
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.