exporteer
Nederlands
Woordafbreking
- ex·por·teer
Werkwoord
vervoeging van |
---|
exporteren |
exporteer
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van exporteren
- Ik exporteer.
- gebiedende wijs van exporteren
- Exporteer!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van exporteren
- Exporteer je?
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.