etablissement
Nederlands
Woordafbreking
- eta·blis·se·ment
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘onderneming, inrichting’ voor het eerst aangetroffen in 1703 [1]
- uit het Frans = firma, établissement
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | etablissement | etablissementen |
verkleinwoord | etablissementje | etablissementjes |
Zelfstandig naamwoord
etablissement o
- een bedrijf vaak een hotel, restaurant, café of andere uitgaangsgelegenheid
- Het etablissement "Spek & Eieren" was de bijeenkomstplaats, met gaarkeuken en cafétaria, voor havenarbeiders en andere havendiensten.
Gangbaarheid
- Het woord etablissement staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'etablissement' herkend door:
93 % | van de Nederlanders; |
97 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.