equipe
Nederlands
![](../I/m/Equipe-grizzlys.jpg)
ijshockey equipe
Woordafbreking
- equi·pe
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘sportploeg’ voor het eerst aangetroffen in 1929 [1]
- uit het Frans équipe[2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | equipe | equipes |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
equipe v/m [3]
- team, elftal, sportploeg inclusief het benodigde hulppersoneel zoals trainers, begeleiders en verzorgers
- De Nederlandse equipe heeft weer veel medailles behaald bij het WK-schaatsen.
Gangbaarheid
- Het woord equipe staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'equipe' herkend door:
92 % | van de Nederlanders; |
92 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.