emigreert

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • emiĀ·greert

Werkwoord

vervoeging van
emigreren

emigreert

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van emigreren
    • Jij emigreert. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van emigreren
    • Hij emigreert. 
  3. verouderde gebiedende wijs meervoud van emigreren
    • Emigreert! 
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.