elan
Nederlands
Woordafbreking
- elan
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘bezieldheid’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1891 [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | elan | elans |
verkleinwoord | - | - |
Zelfstandig naamwoord
elan o
- animo, het enthousiasme om je doel te bereiken
- Die nieuwe stijl moet de winkel een nieuw elan geven.
Gangbaarheid
- Het woord elan staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'elan' herkend door:
84 % | van de Nederlanders; |
91 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.