effent

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ef·fent

Werkwoord

vervoeging van
effenen

effent

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van effenen
    • Jij effent. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van effenen
    • Hij effent. 
  3. verouderde gebiedende wijs meervoud van effenen
    • Effent! 
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.