eenhonderdendertig

Nederlands


0	1	3	0

eenhonderdendertig,
op een abacus

Uitspraak

Geluid: eenhonderdendertig (hulp, bestand)
IPA: / ˌenhɔndərtɛnˈdɛrtəx /

Woordafbreking

een·hon·derd·en·der·tig

Woordherkomst en -opbouw

samenstelling van eenhonderd ht en dertig ht

Hoofdtelwoord

eenhonderdendertig

"130", langere vorm van honderddertig, honderd plus dertig (soms gebruikt om verwarring met een ander honderdtal te voorkomen of in plechtige formuleringen)
1. om een hoeveelheid aan te geven

1. - De inzameling heeft eenhonderdendertig euro en vijftig cent opgebracht.
2. om een plaats in een volgorde aan te geven

1. - De hoofdprijs van de verloting valt op lot eenhonderdendertig.

Synoniemen

honderddertig (deze kortere vorm is de gangbare vorm, "eenhonderdendertig" wordt zelden gebruikt)[1][2]

Afgeleide begrippen

hooftelwoord samengesteld met "eenhonderdendertig" ht als linkerdeel

eenhonderdendertigduizend

Gangbaarheid

Het woord 'eenhonderdendertig' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.

Verwijzingen

Haeseryn, W. e.a. "7.2.1.1 Bepaalde hoofdtelwoorden" in: Algemene Nederlandse Spraakkunst (1997) op website: ans.ruhosting.nl; onder 2 [2]; geraadpleegd 2018-12-06
Tweeduizend zes / tweeduizend en zes op website Nederlandse Taalunie: taaladvies.net; geraadpleegd 2018-12-06

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.