ebola

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ebo·la
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord ebola -
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

ebola

  1. (medisch) zeer besmettelijke, tropische virusziekte die met inwendige bloedingen gepaard gaat.
    • Als er ooit Ebola zou uitbreken in Europa hopen we dat Marine le Pen het eerste slachtoffer wordt.[2] 
Afgeleide begrippen

Gangbaarheid

  • Het woord ebola staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
81 %van de Nederlanders;
85 %van de Vlamingen.

Meer informatie

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.