dubbelchecken

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • dub·bel·chec·ken
Woordherkomst en -opbouw
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
dubbelchecken
dubbelcheckte
gedubbelcheckt
zwak -t volledig

Werkwoord

dubbelchecken

  1. overgankelijk een tweede keer controleren
    • Ik wilde het toch nog wel even dubbelchecken om het zeker te weten. 

Gangbaarheid

  • Het woord dubbelchecken staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.