dubbelcheck
Nederlands
Woordafbreking
- dubĀ·belĀ·check
Werkwoord
vervoeging van |
---|
dubbelchecken |
dubbelcheck
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van dubbelchecken
- Ik dubbelcheck.
- gebiedende wijs van dubbelchecken
- Dubbelcheck!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van dubbelchecken
- Dubbelcheck je?
Gangbaarheid
- Het woord dubbelcheck staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.